In de krant las ik een artikel over een discussie onder taalkundigen. Als kind van een docent Nederlands ga ik dan direct mentaal terug naar mijn jeugd waarin de ‘d’ en ‘t’, voorzetsels, onderwerpen maar ook Mullisch, Wolkers en AFTH de gesprekken beheersten in een wolk van pijprook en ‘Kind of Blue’ van Miles Davis.
So what, zou je zeggen (ja dat is een Miles Davis grapje).
Nou, heel ‘what’.
De discussie schijnt te gaan over de vraag of je bij de huidige generatie nog de taalnazi moet uithangen, of dat je wat ‘rekkelijker’ mag zijn.
Taal groeit, bruist, verandering is de enige constante.
Sommige taalkundigen zijn daarom voor.
Anderen mordicus tegen.
Ik ben team mordicus.
Als je niet weet hoe een taal qua structuur en regels in elkaar steekt, dan kun je die taal ook niet maximaal benutten. Als je leert dat ‘trein’ ook als trijn herkenbaar is en dus prima, dan schep je een wereld waarin taal een kakofonie van eigen opvattingen en meninkjes is; maakt niet uit joh, zie maar. Dan snapd idureen wel wad je schreift, maar alle eenheid valt wech.
Dan is alle nieuwe taal geen verrijking van onze afspraken maar een eigen brouwsel zonder kaders of context.
Taal is de basis waarop wij onze kennis bouwen.
Taal is ook de manier waarop wij onze kennis overdragen.
Aan stagiairs bijvoorbeeld.
Een student kun je pas laten freewheelen met werkzaamheden op het moment dat ‘ie begrijpt hoe het moet.
Je laat een stagiair niet los op een project met wat algemene oefening en ‘doe lekker je ding’. Een kozijn lakken, een auto repareren, een brief maken, onderzoek doen, patiënten verzorgen, verkeersregels met de vrachtauto…
Eerst leg je uit hoe het moet (instructie) en daarna laat je langzaam los.
Of eerst loslaten, kijken waar de gaten in de kennis en vaardigheden zitten en zo de zelfredzaamheid opbouwen.
Om goed deel te nemen aan de maatschappij en aan de arbeidsmarkt moet je begrijpen hoe de basisregels in elkaar zitten. Want over alles is een set afspraken gemaakt. Je hoeft het niet altijd perfect te doen, of alles tot in de puntjes te snappen. Maar zeggen ‘zie maar joh’ heb ik een professional nog nooit horen zeggen.
Waarom dan wel bij taal?
Als wij taal loslaten voordat de student de basisregels beheerst dan komt ons communicatiekanaal waarlangs wij kennis overdragen onder druk te staan. In onze kenniseconomie moeten studenten in staat zijn om kennis te verzamelen, te interpreteren en te structureren. Daar hoort schrijven en lezen onlosmakelijk bij.
Zorg daarom voor een stevige instructie en laat niet meteen los. Studenten zullen je op de lange termijn dankbaar zijn, onze kenniseconomie ook.
Zorgen voor een stage-ervaring waarin studenten de basisregels goed doorhebben zodat je vakbekwame professionals aan het opleiden bent? Wij helpen